Roadtrip Utah | usa 2016

11 juli

Het is de avond voor de 'grote' reis. Meerdere twijfels door meerdere personen zijn er over uitgesproken maar het gaat door. Ik was zelfverzekerd; dit gaat goed komen. 'Dit doe ik niet voor mezelf maar voor Jette, mijn vriendinnetje. Ik heb vanavond bij mijn aankomst naar Schiphol nog een mede passagier bemoedigende woorden ingesproken tijdens de turbulentie en moeilijke landing. 'Het komt allemaal goed.' En ik had gelijk.

Mijn mascotte is net van mijn tas gevallen.. Mijn mascotte gemaakt van kastanjes met vier ledematen en twee oogjes. Ooit gekregen van mijn excursie leider te paard in Colombia. 'Deze zorgt voor een veilige reis' zei hij. Sindsdien zit mijn kastanjepoppetje aan mijn mini-me, mijn kleine reistas. En zojuist, pardoes viel hij onbestemd van mijn tas, op een rustiek tapijt van een traptrede. Mijn twijfels slaan toe. 'Is dit een omen, een voorteken, een slecht voorteken wel te verstaan? Wie zegt mij dat het allemaal wel goed komt? Wie zegt mij dat er geen mitrailleurs op het vliegveld worden gebruikt, dat mijn vliegtuig niet neerstort of uit de lucht word geschoten? Wie kalmeert mij met de ware woorden dat de VS veilig is, dat 'all lives mater' ook een keer waarheid worden? Wie beloofd mij dat mijn man en hond samen een veilige trip van twaalf uur naar Duitsland hebben? Wat als mijn mascotte de waarheid spreekt en ik later als het te laat is hem gelijk moet geven?

Please kastanje poppetje, blijf over me waken en zorg dat mijn reizen en van geliefde veilig blijven gaan.

 

12 juli 2016

 

Vroeger..

Ik zweef boven de wolken.
We hebben het gehaald.
Geen aanslagen op de luchthaven, geen crash bij het opstijgen.
Ik zie het strand, de kust, de grens tussen water en land.
We verlaten het Europese continent.

Een roadtrip, dat is wat we gaan maken.
Drie vriendinnen van de studie journalistiek. Allemaal gebonden aan en via Jette.

De aanstichter van de reis is dan ook Jette, ons zieke vriendinnetje.
Met een Bucketlist vol wensen, kruisen we samen deze af:


.. Een roadtrip a la Telma and Louise.
Zonder de sprong in het ravijn aan het eind.. (Denken we. Hopen we)

We hebben de trip zelf niet gepland. Alles is voor ons geregeld. Over het algemeen doe ik natuurlijk altijd alles zelf maar dit is een 'speciale reis'..

De summiere info die ik tot nu toe mogen vernemen:
Amsterdam - Salt Lake City (de Mormonen staat)
Een Mustang cabrio?
Een man die mee gaat reizen (Geen Brad Pitt)
Een camera om alles te onthouden en om later terug te kijken
Een roadtrip.
Terug op 18 juli.

We laten ons verassen.
Tot die tijd, genieten van het zweven boven de wolken.
Het gevoel wat zich meester maakt in mijn lichaam; ik reis weer.
Ik ben dolend. Ik voel me vrij. Op naar het volgende avontuur.

 

Later..

We zijn veilig aangekomen. De stewardessen waren weer geweldig. Het zijn dino's maar goed in hun vak. We vertellen ze van ons verhaal (we hebben nogal wat uren te spenderen op elf kilometer hoogte) en ze staan te popelen om dit bij terugkomst te horen. Jette krijgt een fles champagne in haar handen gedrukt. Om het te vieren. Het leven. De reis. Vriendinnen. Een herinnering voor later.

Gisteren heeft ze slecht nieuws in het ziekenhuis gekregen. Haar uitzaaiing in haar lever is groter geworden. Haar rug doet pijn. Gezocht word naar nieuwe medicijnen, chemo's, gif om het lichaam mee te helpen vechten. Maar vechten kunnen we maar zolang.
Druppel gewijs worden we daar aan dat kleine tafeltje bij de Starbucks, dat niets zeggende tafeltje met die zwarte leren stoelen en camel-leren krukjes, bewust van het feit dat later-nu-is. De harde waarheid. Het gaat niet meer goed. Ik kijk in de ogen van deze mooie vrouw en zonder het medelijden te noemen word ik droevig omdat ze het leven eerder moet verlaten dan gepland. Ik verwachte, hoopte, wenste dat ze de 18de verjaardag van zoonlief nog zou mee maken. Hij is drie weken geleden vijf jaar geworden. Ik ben bang dat er geen verjaardagen meer volgen. Wat een triest moment om zo de reis te beginnen. Tegelijkertijd zijn we bewuster hoe intens we dit alles in ons moeten opnemen. Deze reis, samen, zo speciaal en voor altijd vast gelegd.

Na een tien uur durende vlucht en nog langer wachten bij de douane worden we opgehaald door twee grote zwarte SUV's. We voelen ons VIP (of crimineel, want die worden ook opgehaald door die grote Suburban FBI wagens) We hebben een rustdag vandaag en mogen vertoeven in een super luxe hotel in Salt Lake City. Er zijn twee zwembaden, fitness ruimte, bar, restaurants, ach je kent het wel. We hebben een lunch verdiend of diner, afhankelijk aan welke tijdzone we ons houden. Later hangen we bij het zwembad, de zon tot ons nemend en sluiten we de dag af met roomservice. We zijn als vier jonge meiden die er altijd van hebben gedroomd om in weelde te leven. Rekeningen worden betaald, grote kamers en naar bed wanneer we willen.

Morgen worden we om negen uur in de ochtend opgehaald en ontmoeten onze 'man' op een, ik quote: 'Thelma en Louise-achtige film locatie..'

 

 


Onderstaand reisverslag is door Jette geschreven:

 

UTAH 2016:

De reis van mijn leven

 

Van alle liefdesverhalen in mijn leven, zou ik deze met je willen delen. Het is een verhaal over vriendschap met als decor de weidse landschappen van het warme Utah. Een roadtrip onder de verzengende zon van de Amerikaanse Midwest. Een reis dwars door het rode stof van de machtige canyons, over de droge, gebarsten aarde, langs door godverlaten plaatsen, onder eindeloze sterrenhemels, door valleien waar geesten wonen van volkeren duizenden jaren oud. Een verhaal over liefhebben en loslaten, van klaterende lach en diep verdriet, over toen en nu en later. Over alles wat er is, wat er was, wat we delen en wat we zullen missen moeten. Vier vriendinnen, een half leven samen, één tv-crew. Vriendschap onder het vergrootglas van de cameralens, in de snelkookpan van de Amerikaanse woestijn, een trip om nooit te vergeten. Dit verhaal is mijn ode aan de vriendschap.

 

Ooit begon het allemaal met een kopje thee op een studentenkamer (Marieke), een ontmoeting bij de Dagmarkt (Viola), een avond in een discotheek (Ikke). Jong waren we, nog zo vers in het leven, nog zo weinig verdriet. De toekomst aan onze voeten, een heel leven nog om vooruit te dromen. Wilde jaren waren het, met lome dagen en lange nachten. Jaren op de grens van jeugd en volwassenheid, vrij en onbezonnen. Bedwelmd door de roes van eindeloze feesten en aaneengesloten verliefdheden dansten we het leven door. Verdriet leek niet groter dan het einde van een kortstondige romance, een tentamen niet gehaald. Telkens weer aanschouwden we het ochtendgloren nog voor de slaap te vatten. We leefden snel en hard, groots en verward, met wilde haren en ons hoofd in de wolken.

Toen kwamen de carrières, de huizen en de grote liefdes, toen kwamen de huwelijken, de verre reizen, toen kwam het nageslacht. Toen kwam het volwassen leven, met volwassen keuzes, met verantwoordelijkheid. De jaren telden op, de feesten namen af, het ochtendgloren ging verloren aan hen die ouder werden. We deelden onze zorgen, ons verdriet en onze pijn. We deelden vele glazen wijn en sigaretten en lachten samen onze smarten weg. We bouwden onze levens op, met onze voeten stevig in de aarde, maar nooit zonder zo nu en dan het hoofd uit te laten waaien in de warme wind van onze wensen.

Tot dat bericht, dat ik het niet zou halen. Geen foto’s van ons samen met lange grijze haren. Geen kleinkinderen spelend aan onze voeten, geen oude dag onder de Franse zon. Verplettert en verloren grepen we elkaar vast, huilden warme tranen om een toekomst weggenomen, om het verdriet van moeten missen, om zonder verder te gaan. Zij werden mijn veilige haven, daar waar ik even mezelf kan zijn, mijn hoofd te rusten kan leggen, geen weerstand meer hoef te bieden aan de pijn. En daarom vroeg ik hen mee op deze reis. De reis van mijn leven.

 

Salt Lake City

Salt Lake City is heet, groot en Disney-achtig. Salt Lake City is enorm Amerikaans en mijn hart krimpt samen bij de gedachte dat dit het Amerika van onze bestemming is. Dodelijk vermoeid van de lange vlucht, met een rug als van een oud mens, strompelen we de dag door. Van een enorme kop koffie naar een nog groter bord eten, van kamer naar zwembad en weer terug, de jetlag verbijtend. Wanneer het eindelijk donker wordt bellen we de roomservice. Ik kruip in bed en laat mijn vriendinnen zich over mij ontfermen. Ik wentel me in hun zorg en aandacht, ik adem uit.

Na een rommelige nacht met slaaptabletten en pijnstillers lig ik om zes uur ’s ochtends in bad te lezen:

 

‘ Alles kan een mens worden afgenomen, behalve de laatste van de menselijke vrijheden – onder alle omstandigheden te kiezen hoe je ergens tegenover staat, je eigen weg te kiezen.’ (Victor Frankl in Spoedcursus verlichting, Tijn Touber)

 

Laten we hiermee deze reis aanvangen, want enige positiviteit is wel vereist. Gisteren nog, net onderweg, moest ik mijn vriendinnen vertellen dat de medicijnen waren uitgewerkt, dat de kanker weer een ronde gewonnen had. Ik moest ze vertellen dat slechts opnieuw chemo, of eventueel een medisch experiment, het laatste was wat mij nog langer hier zou kunnen houden. Ik moest ze vertellen dat ik moe was, de rek eruit, dat mijn geest me reeds enige tijd zachtjesaan richting einde aan het dirigeren was. Moegestreden. Dat dit avontuur met hen toch wellicht echt de laatste grote reis van mijn leven zou worden. Tijd voor make-up en mooie kleren!

 

Vier meiden in een badkamer. Potjes, tubetjes, lippenstift. Borstel lenen, kleren aan, kleren uit, toch maar weer wat anders. Alsof er nooit wat is veranderd. Als we gaan gaan we sexy, haren los en rode lippen. Enkele uren later verlaten we de buitenwijken van Salt Lake City, niet in een rode Mustang zoals ik had gehoopt, maar in een stoere, rode RAM pick-up. We vergapen ons aan de eindeloze vergezichten die voorbijschuiven aan ons raam. De weg is van ons, het onbekende roept, het avontuur neuriet zachtjes mee met de deuntjes in ons hoofd. Camera’s lopen, geluid is gecheckt, tijd voor de eerste vraag van Johnny, de presentator: “Hoe gaat het nu met je?” Iedereen meteen weer bij de les, we zijn hier niet voor niets. Het gaat niet goed, daarom zijn we hier. Ik vertel: “Het voelt alsof iedereen zich opmaakt voor het vetste feest van het jaar en ik heb huisarrest. Voor het eerst in de afgelopen jaren heb ik medelijden met mezelf, vind ik het oneerlijk en vooral heel stom. Ik wil nog niet gaan.” Het is voor het eerst dat zij mij hierover horen praten met een ander, het is voor het eerst dat ik hen hierover hoor praten met een ander, met elkaar. Deze reis zal geen vluchtweg worden uit een boos sprookje, de kwade heks is met ons meegereisd. Maar temmen zullen we haar, met onze humor, grappen en cynisme, ze zal ons niet op de knieën krijgen, want wij hebben elkaar, de jaren zijn in ons voordeel.

 

Green River

Ik verlangde naar de weidsheid van de woestijn, naar het ademen van de aarde onder mijn voeten. Ik wilde terug in de tijd, van toen er indianen doolden over deze grootse vlaktes, niemand anders om verantwoording aan af te leggen dan de aarde zelf. Maar ik verlangde ook naar avontuur, naar de uitgelaten vreugde van meiden onderweg, in de voetsporen van Thelma & Louise. Opwaaiende zomerjurken, wapperende sjaals, voeten in het stof, een kampvuur onder de sterren. Cruisen over eindeloze wegen, tussen stoere truckers en easy riders, stille momenten op het asfalt, de tijd om samen te dromen van toen en van later.

En zo vangt onze Amrican dream aan. Een diner met aan de muur Marilyn en James. Echte, dikke Amerikaanse hamburgers met patat en ketchup, bestellen via een telefoon. En door, richting de weidsheid van de woestijn. We praten, honderduit, of de camera’s nu lopen of niet. Na al die jaren nog steeds niet uitgekletst, gelachen en geplaagd. We praten bij over kinderen, schoondochters, nieuwe opdrachten en het werk op een Frans landgoed. We halen verhalen op van vroeger, van onze reizen, onze liefdes. Het is te lang geleden merk ik, te lang niet als meiden onder elkaar zo samen gezeten. Het is als zachte zalf op mijn wonden.

Aan het einde van een zandweg staat een roestige poort, mijn initialen in het hek, JV. Erachter niets dan dor land en heuvels. We mogen schieten, met een revolver. Hij is roze en mijn handen trillen. Echte kogels, die echte mensen kunnen vermoorden en dat terwijl de vlaggen hier nog half stok hangen vanwege weer een gruwelijk schietincident. We raken niets, alleen ons ego krijgt een deuk.

Motel Sleepy Hollow ligt in een slaperig stadje, Green River, met een dichtgetimmerd bankgebouw en een enkele diner. Auto achteruit inparkeren zodat we bij onraad meteen weg kunnen. Vluchtraampje in de badkamer checken voor als onze achtervolgers voor de deur staan. Johnny speelt een liedje op zijn gitaar, zittend op de klep van de rode pick-up. We laten ons gewillig meeslepen door Hollywood.

Het halve dorp komt wat eten in de diner, of een pint pakken aan de bar met sport op de tv erboven. Getoupeerde haren, valse wimpers en echte vriendelijkheid bij de serveersters. De tijd beweegt hier traag. Iedereen hier kent Larry, onze Amerikaanse producer die met ons meereist. Larry vertelt het verhaal achter de initialen JV, de zoon van een vriend, omgekomen bij een ongeluk met zijn motor. Overal in het dorp vinden we zijn herinnering terug, op het raam van de diner, achterop een truck. Larry huilt als hij hoort dat ook ik JV ben en verontschuldigd zich: “I’m sorry, I’m such a cry baby.” Ik zal nog veel tranen delen met Larry.

 

Under Canvas

Ik was vergeten wat de indianen voor me betekenden, toen ik een puber was. Hoe ik wegdroomde bij de verhalen over een vrij leven in de natuur, over de wijsheid van het leven. Maar als we de volgende ochtend aankomen in Sego Canyon begint het me langzaam weer te dagen. De rotsschilderingen vertellen verhalen van duizend jaar oude dromen. Hier ademt de mystiek en ik geef me over aan de magische energie. Johnny vraagt me over mijn ervaringen op Bali, over hoe spiritualiteit me helpt in dit soms zo wrede leven. Ik vertel hem hoe ik daar de vrede vond, die stille plek vanbinnen, waar alles al is, niets ontbreekt. Hoe het mijn leven redde door mij de weg naar mijn ziel te wijzen. Dat was de eerste keer. Onlangs ging ik terug om wederom in de diepten van mijn ziel te verdrinken. Dit keer vond ik echter niet de kracht die ik zocht, maar zag ik in dat juist die kracht die me zo ver heeft gebracht, ook mijn kwetsbaarheid is. Ik vertel hem hoe een lied steeds maar weer zijn weg naar boven vond in die lange stille momenten: ‘Ik heb al zover moeten kruipen, laatste stuk zal ook wel gaan, tot ik ga staan.’ Maar juist dat, juist altijd groot, sterk en moedig zijn, juist die supergirl zat me in de weg. Want wie altijd maar sterk en stoer is kan niet opgeven, niet zeggen dat ze moe is, dat de strijd te lang duurt, te zwaar is. Wie sterk en stoer is moet overal alleen gaan, altijd voorop, eenzaam zijn in haar gevecht. En daar onder de Bodhi boom op Bali zag ik in dat je grootste kracht ook je kwetsbaarheid is en zo je grootste zwakte kan zijn. ‘Ik ben een eikel maar ik leer’, aldus hetzelfde lied.

Het is heet in Sego Canyon, bloedheet. Na wat klimpartijen van de meiden voor mooie shots, haasten we ons terug in de airco van de auto’s en vervolgen onze weg. We rijden door verbijsterende landschappen, niemand wil slapen om geen moment te missen van de alsmaar veranderende vergezichten. Johnny stuurt de rode RAM langzaam een verlaten plek op. Cisco, ghosttown. Vervallen houten krotten, autobanden, achtergelaten campers, tv’s en wasmachines. Boze borden met kwade teksten waarschuwen ons: No trespassing, private property. You will be punished by God and man! Ik dwaal met een van de meiden rond over de gescheurde aarde, vloekend venijnige stekels uit onze voeten trekkend. Haar verjaardag staat met grote cijfers op een ingestort huis gespoten. Waar zijn ze gebleven, de mensen die hier woonden, wat maakte dat ze vertrokken en hun heil elders zochten? We spreken de enige bewoner hier aan, nadat we over onze angst en schroom heen zijn gestapt. Hij is vriendelijk en vertelt ons over de stoomtreinen die vervangen werden waardoor dit stadje en haar koelwater overbodig werden. Zijn vriendin spreekt Nederlands, ze studeerde in Groningen. Overmand door de hitte eten we onze late lunch in de schaduw van wat oude balken. Uitgewaaide tumbleweeds tussen het puin, een roestige spijker in een blote teen. Een eindeloze trein dendert door het landschap, zijn gefluit gaat verloren in de leegte. ‘Brave’ staat er op een gehavende campervan. Soms moet je alles achterlaten om verder te kunnen gaan. Dapper zijn, telkens opnieuw, maar liever niet alleen. Beter niet alleen.

Aan het einde van de middag arriveren we in Under Canvas, een camping aan de rand van een canyon, omzoomd door hoge, rode rotsen. Iedereen rookt inmiddels weer en we drinken bier terwijl we paffend het uitzicht bewonderen vanaf ons terras voor de tent. Er worden foto’s gemaakt, stenen gestapeld en iemand schrijft een brief. De ondergaande zon kleurt de rotsen roze, in de verte de bogen van Arches National Park. Mijn vriendin masseert mijn rug op het grote bed en vertelt me over haar pijn. Tranen worden niet meer opgehouden, langzaam leggen we al onze maskers af. We zijn samen en laten het zo zijn. In het laatste licht schijven Johnny en ik een lied. We praten en zoeken naar de woorden en zinnen om deze wens van mij vorm te geven. We vinden de noten, de klanken en het verhaal.

“Vanaf hier wordt het alleen nog maar mooier”, verzekert Crystal, Larry’s dochter, me later. “You will love it.” Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Elke seconde van deze reis is me nu al dierbaar. De nacht brengt duizenden sterren. Ik hoor het snikken van heimwee in de tent naast me. Ik denk niet aan morgen, niet aan daarna, ik ben alleen maar hier op deze warme plek, onder de eindeloze hemel van Utah.

 

Dead Horse Point

Mijn wekker gaat om zes uur, maar ik ben al wakker. De zon begint net aan haar klim vanachter de horizon en baadt de stenen bogen in de verte in een warme gloed. Ik ga zitten op een grote rots aan de rand van de vlakte en maak me op voor een ochtendmeditatie. Om me heen wordt gerommeld met camera’s, het kamp ontwaakt met tegenzin op dit vroege uur. Ik voel de energie vanuit deze oude aarde door mijn lijf omhoog trekken. Er ontsnapt een traan tussen mijn gesloten wimpers door. Ze blijven lopen, in dunne straaltjes over mijn wangen, langs mijn kin en hals omlaag. Tranen van vervoering, van dankbaarheid. Langzaam wordt alles om mij heen stil, iedereen wordt stil. Ik word stil. May all beings be happy.

Ik stift mijn lippen in de auto, klaar voor een nieuw avontuur. Ik druk een kus op Johnny’s wang. De afdruk van mijn rode lippen geven inspiratie voor een nieuwe tattoo. De tranen van de nacht ervoor hebben weer plaatsgemaakt voor uitgelatenheid en blijde verwachtingen van een nieuwe dag on the road. We checken de lokale radiozenders voor wat authentieke countrymuziek. ‘You look like I need a drink right now’, klinkt het met de bekende Amerikaanse knauw. Het is nu al ons lievelingsnummer, we lachen hardop. We rijden niet langer op de highway, maar tussen de canyons over rode stofwegen. De bordjes geven Dead Horse Point aan en wanneer we dit punt naderen zien we een auto die staat te glimmen in de zon. Het is een Thunderbird, zeegroen. Maar ik weet niets van auto’s en dus ook niet dat het een Thunderbird is en al helemaal niet dat het dé Thunderbird is. Het dringt nog niet helemaal tot me door wat er hier gebeurt en Larry verzekert me zenuwachtig dat hij me straks alles uit zal leggen. Ik klim omlaag naar een klein plateau om het uitzicht te bewonderen. Vanaf de rand kijk ik uit over een machtige kloof, de Colorado River zoekt kronkelend zijn weg beneden mij. Ik zie de laatste scene van Thelma & Louise voor me, hoe ze elkaars hand grijpen, een laatste kus, ‘are you sure?’, gas geven en de rivier tegemoet rijden, precies hier dus, op dit punt. De diepte trekt aan me. Het is een mooi moment, ik geef mijn hoofd de ruimte om te fantaseren over een sprong, of eigenlijk niet meer dan één stap, de laatste overgave. Kiezen voor mijn eigen dood, op mijn eigen moment, met een hart vol liefde en een lach op mijn gezicht het leven te verlaten. Maar er is nog zoveel te beleven, zoveel mensen om lief te hebben, zoveel liefde te ontvangen.

Inmiddels staan de meiden om me heen. Ik mag de auto starten. Dit is hem, de Thunderbird 66 uit de film, of eigenlijk een van de vele, maar in ieder geval de enige die gespaard bleef. Larry kocht hem na de opnames en stalde hem in zijn garage. Zesentwintig jaar later haalde hij hem eruit, voor mij. Tweehonderd uur stak hij erin om hem weer als nieuw te laten zijn, enkel voor de blik in mijn ogen. Larry hield al van me voordat ik wist van zijn bestaan. De motor ronkt. Ik ben nerveus, bang alsnog in de Colorado te belanden door een schakelfout met deze oude dame. We knopen sjaals om ons hoofd, checken onze looks in de achteruitkijkspiegel en ik trek langzaam op. Camera en geluid staan voor ons in de bak van de RAM, we draaien. Hollywood wordt werkelijkheid. We lachen, we joelen, gooien onze armen in de lucht wanneer we omlaag zoeven van een heuvel. Toeristen maken foto’s, een roofvogel cirkelt boven ons hoofd. We nemen foto’s op Dead Horse Point, onze handen verstrengeld, lippen op elkaar. Are you sure? Ik weet zeker dat ik hier met de juiste mensen ben. En ik weet zeker dat ik wil blijven. Het leven smaakt zoet vandaag.

 

Als we gaan paardrijden later die middag, slaat de sfeer om. Iedereen heeft zo zijn angsten om te overwinnen. Maar na wat bemoedigende woorden en een lichte bitch slap van mijn kant, is er voldoende moed verzameld om op pad te gaan. Na een Thunderbird 66 is dit veruit de mooiste manier om dit prachtige, woeste land te verkennen. Ik zing ‘I’m a poor lonesome cowboy, I’m a long long way from home’. Johnny zet in, maar we kennen de rest van de tekst niet. Het voelt niet zo, alsof ik ver van huis ben. Het voelt alsof ik precies daar ben waar ik moet zijn, met precies de mensen met wie ik moet zijn. De paarden sjokken mak achter elkaar aan. We stappen een kleine beek in die verscholen ligt in een tunnel van struikgewas en ons cowgirls wat verkoeling biedt. Mijn blikt speurt de randen van de afgeplatte bergen om me heen af, op zoek naar getooide hoofden op wilde mustangs. Ik droom weg, al heen en weer wiegend op het makke paard, laat me meevoeren door beelden van vervlogen tijden. De geschiedenis voelt hier zo dichtbij, zo groots en alom aanwezig. Mijn kleine leven zo nietig in dit machtige geheel. Ook dit leven zal de aarde aan zich voorbij zien trekken, om vervolgens ongestoord nog eeuwen aan herinneringen in zich op te nemen, mijn voetstappen uitwissend in een eindeloze eeuwigheid.

Duizelig van de hitte lopen we na de rit de zwiepende stralen van een sproeier in. Gierend van de lach springen we door de modder en laten het zweet en stof van de dag van ons afstromen. Het zit erop voor vandaag, microfoons mogen af, camera’s gaan uit. We verhuizen naar een van de zwarte FBI Chevrolets en we hebben voor een paar uur het rijk voor ons alleen. ‘Wat is het laatste paar schoenen dat je hebt gekocht? Naar welke periode in de geschiedenis zou je willen reizen als je kon?’ We filosoferen honderduit. Geen pijn vandaag, enkel de warme aanwezigheid van drie vriendinnen om me heen.

 

Bluff

In het gouden licht van de late middag arriveren we in Bluff, een goede vijfhonderd kilometer ten zuiden van Salt Lake City. Dit is indian territory, je ziet het aan de gezichten om je heen. Hier trokken de kolonisten naartoe in hun huifkarren om zich te vestigen op land dat anderen toebehoorde. Wat de mens stuk kan maken in niet meer dan tweehonderd jaar. Als Larry mijn koffer komt brengen verzucht hij: “Now I have to go and tell them that they don’t serve alcohol here.” Het blijft Utah.

Zonder alcohol, maar met virgin magaritha’s, wordt het langzaam donker in Bluff. De lol is er niet minder om. Terwijl ik even later uitkijk over het landschap vanaf het terras van onze kamer vraagt mijn vriendin me of ik er klaar voor ben. “Nee”, antwoord ik haar. “Ben je klaar met vechten?” “Ja, ja daar ben ik klaar mee.” “Ik ben er ook niet klaar voor, maar als je er straks niet meer bent heb je me al getroost.” We komen zo dicht bij elkaar hier, niemand anders meer hoeven zijn dan wie je werkelijk bent. Ziel tot ziel, hart tot hart. Als ik in bed in het donker lig te staren voel ik vlinders in mijn buik. Ik ben verliefd. Verliefd op dit leven, op het avontuur, op de immense liefde die ik hier voel. Het leven is niet alleen overweldigend in pijn, maar net zozeer in schoonheid. Toch weer een punt van de bucketlist af kunnen strepen.

De volgende ochtend wordt ik wakker met mijn tranen hoog. Een appje van ver en Dido die zingt ‘I will go down with this ship, I won’t put my hands up and surrender, there will be no white flag above my door, ‘cause I’m in love and always will be’ helpen ze over de rand. Vanuit het andere bed hoor ik een voorzichtig ‘gaat het?’. Ja het gaat, laat ze maar stromen, het moet eruit. Ik loop naar het terras en zie een boom die lijkt op de Bodhi boom op Bali, ik huil. Ik pak mijn koffer in en hoor Racoon zingen, ik huil. Ik blijf huilen totdat het water van de douche het langzaam overneemt van de tranen. Zomaar zo te kunnen huilen zonder dat het ongemakkelijk wordt, het allemaal te laten gaan.

 

Johnny uitte even geleden een bezorgde ohoh, na een blik op de bezinemeter. Dit monster zuipt meer dan we gewend zijn en de tankstations zijn hier schaars. De motor slaat vlak voor de uitrit naar een 7-Eleven af en we rollen leeg het tankstation binnen. Daar staan vier Harley Davidsons, inclusief stoere mannen met shirts zonder mouwen en bandana’s om hun hoofd. Onderweg vandaag fantaseerden de meiden over hoe ze hier terug zouden willen komen met man en kind, met een camper rustig rond toeren en samen genieten van al dit moois. Ik wilde mee fantaseren, maar mijn ratio riep me op tijd bij de les, voor mij geen tijd meer. Desalniettemin uitte ik tegen beter weten in de wens om ook nog eens op een vette Harley a la easy rider hier rond te reizen. Bij de aanblik van de vier bikers bij de pomp laat mijn vriendin deze kans niet onbenut en sleurt me mee naar wat Duitse mannen blijken te zijn. Iets over bucketlists en tv-opnames, iets met een rood gestifte glimlach en een blauw zomerjurkje denk ik en dan scheur ik weg achterop zijn stalen ros. Ik gooi juichend mijn armen in de lucht, om de beste man vervolgens vliegensvlug om zijn middel te grijpen wanneer hij keihard optrekt. Mijn sjaal waait van mijn hoofd, geen helm hier in Utah. Dit is leven!

Na een paar minuten draaien we om en keren terug naar het benzinestation. Aangekomen dank ik de biker en ook zijn vrouw, die in de volgauto blijkt te zitten. Ze omhelst me onverwacht en fluistert me toe: “Ik wens je het beste, ik weet wat het is, heb het vijf jaar geleden gehad.” Ik geloof dit: wanneer je je openstelt voor het leven, je hart je pad laat uitstippelen, dan staat het universum aan je kant. Dan brengt het je de mooiste mensen, ervaringen en ontmoetingen. Niets is te mooi om waar te zijn. The universe has your back.

 

We maken ons op voor de laatste opnames in de Valley of the Gods. We dollen wat met grote roze en blauwe kauwgoms, we plakken een kleine Harley op het dashboard, een hart dat mijn kind voor me maakte bungelt aan de spiegel. Ik probeer niet te denken aan het einde van deze reis. We stappen uit aan de rand van de verlaten vallei. Hier kwamen de krijgers van vroeger om de goden te vragen om bescherming en moed voor de strijd die voor hen lag. Iets waar deze krijger ook wel een portie van kan gebruiken. We struinen wat rond door het droge stof, we maken foto’s. Ik zoek een paar rode, platte stenen en plant mezelf op een rots. Stenen in mijn hand, ogen dicht. De wind waait warm en hard rond mijn hoofd, de zon brandt op mijn schouders. Maar nog voor ik goed en wel mijn concentratie te pakken heb komen de tranen. Het voelt alsof al die smeekbeden van duizenden jaren terug door de wind naar me toe worden geblazen, alsof al het verdriet in deze aarde een stukje van zichzelf in mijn ziel herkent. Ik kan alleen maar mijn dankbaarheid uitstorten over deze heilige plek. Dank voor deze prachtige reis, dank voor mijn vriendinnen, voor onze intense vriendschap, dank voor alle verwondering, voor de prachtige mensen die ik heb mogen ontmoeten, de momenten die we hier hebben mogen beleven, dank voor het avontuur, voor de liefde, de zon, de maan en de sterren. Dank voor het leven, het leven dat ik hier en nu, met ongekende kracht door mijn lijf voel stromen. Dank. En dan is het plotseling windstil. Het lawaai maakt plaats voor een diepe, oude stilte. Alsof de goden zeggen: het is goed, we hebben je dankbaarheid ontvangen, je kunt veilig verder gaan. Ik kan niets anders dan mijn liefde uitzenden, uitzenden naar mijn lieve vriendinnen, naar de crew, naar huis, naar alle mensen die we onderweg mochten ontmoeten, naar de stenen in mijn hand. May all beings be happy. May all beings be happy. May all beings be happy.

Een van de meiden huilt, ik hoorde haar al op de achtergrond. Nu ik mijn ogen heb geopend en met stift en stenen in de weer ben komt ze naast me zitten en omhelst me. Er zijn geen woorden meer nodig. Het zijn zo met z’n tweeën is genoeg. De andere twee komen bij ons zitten en ik geef ze elk hun eigen steen. Eén woord voor ieder, hun kracht en kwetsbaarheid. Vastberaden, verantwoordelijk, dicht bij jezelf. Dit is wat ik ze wilde geven nadat ik dit voor mezelf had gevonden op Bali. Aan de andere kant staat die ene zin die we deze dagen al zo vaak tegen elkaar hebben gezegd: I fucking love you. We snotteren wat, maar al snel wordt ons de situatie iets te sentimenteel van het goede. Hoe we daar zo zitten met zijn vieren, op de rode rotsen in de Valley of the Gods, met dit weidse uitzicht, wapperende sjaals, zonnebrillen en rode lippen. Het lijkt wel een film, een film die van mij hier mag eindigen en tegelijkertijd nooit meer mag stoppen. “Zullen we het ze nu maar zeggen dan”, vraag ik glimlachend. Van dat ze er toch mooi zijn ingetrapt, in dat kankerverhaal, dat ik helemaal niet doodga, maar dat we nu wel deze vette reis binnen hebben. We gieren het uit, alle beladen emoties van de afgelopen dagen vinden hun weg naar buiten in een uitbarsting van meligheid. Dit, precies dit, maakt dat ik het dragen kan.

 

Moab

We rijden terug richting Moab, terug naar de ranch tussen de bergen, waar we eerder paardreden. Langs een kolkende Colorado River staan onze cottages, als in een ingekleurde western, het is bijna onwerkelijk. We ploffen neer op de bank, een van de meiden en ik, koud biertje in de hand, het lijkt zo te horen hier. Ik biecht, over mijn verliefdheid van gisterenavond, die inmiddels is opgelaaid tot een razend vuur. Hoe ik voel dat al deze intense ervaringen me ergens heentrekken waarvan ik niet weet of ik er ongeschonden uit zal komen. De verleidingen zijn te groot, de prijs te hoog. Maar wat is het heerlijk om me weer eens zo te voelen, alsof ik weer zestien ben en vanuit mijn huisarrest snode plannen smeed om de grote buitenwereld te veroveren. Gewoon even te doen alsof er nog een hele toekomst voor me ligt, een heel nieuw leven om te ontdekken. Zoals we al die jaren geleden zo vaak samen deden. Laat me maar even dromen, fantaseren. En ze laat me, glimlachend, ze kent me.

Ze zijn prachtig vanavond, alle drie. In hun mooie jurken nemen ze plaats bij de vuurplaats in de avondzon waar Johnny ons lied zal spelen. De moed om te leven, daar moest het over gaan. Het werd zomaar een liefdeslied. Of toch niet zomaar, het hart is altijd ver vooruit op het hoofd. En dan stappen we weer in de auto, want er staat nog één ding op het programma: een tattoo. Voor elk jaar eentje en het derde jaar is zojuist gepasseerd. Ik wist niet wat ik moest nemen, maar ik vertrouwde erop dat het idee vanzelf zou komen tijdens deze reis. Het moest een teken van vriendschap zijn, het moest met onze reis te maken hebben. Eerder in Bluff kocht een van mijn vriendinnen een kaart met Indiaanse symbolen en toen wist ik het, twee gekruiste pijlen voor vriendschap en de mythische thunderbird, sacred barer of happiness unlimited. Onderweg terug naar Moab steek ik mijn hoofd uit het raam en laat de warme wind mijn natte haren droogblazen. Mijn wensen neemt hij mee op zijn weg door de vallei.

Ik ben zenuwachtig, net als de voorgaande keren. Johnny gaat me voor, hij neemt dezelfde. De tatoeëerder vraagt hem wat we precies filmen en op het antwoord van Johnny vraagt hij: “Is ze hier?” Ik glimlach naar hem, hij schudt zijn hoofd mistroostig. Hij vraagt naar mijn zoon, hoe oud hij is en belooft me dan dat hij altijd mag komen voor een gratis tattoo. Ook een van de dames neemt er een, de vier elementen, het vuur dat ben ik. Larry komt poolshoogte nemen en ik toon hem mijn nieuwste aanwinst. “Jij maakte jouw Thunderbird voor mij, dit is mijn thunderbird voor jou”, zeg ik hem. Weer tranen bij deze lieve man die we inmiddels allemaal dad noemen.

Buiten op de straten van Moab is de lucht zwaar van verwachtingen, verlangens. Mijn bloed kolkt en kookt, wellicht is het de adrenaline van de pijn, misschien is het de wetenschap dat we morgen afscheid moeten nemen, dat deze reis zijn einde nadert. Op de wc in een restaurant waar we wat eten kijk ik mezelf aan in de spiegel. Ik zie een vervaarlijke glans blikken in mijn ogen, een grijns om mijn lippen. Deze vrouw heb ik lang niet meer gezien, ik heb haar gemist. Het leven raast door mijn lijf zoals het lang niet gedaan heeft. Op straat lopen we een jongen tegen het lijf die net uit de tattooshop komt. Op de vraag wat hij heeft laten zetten knoopt hij zijn broek open en laat zijn bil zien. Een rode kus.

 

Terug bij de lodge bivakkeert de crew met een van de meiden die nog niet naar bed is op de veranda voor het hoofdgebouw. De sfeer is uitgelaten, er gingen al heel wat flessen wijn doorheen. Ze zijn klaar, het werk zit erop. We praten, we drinken, steken nog een peuk op en luisteren naar elkaars verhalen en muziek. Niemand lijkt afscheid te willen nemen van deze laatste avond, de nachtwaker ziet het met lede ogen aan. Schoorvoetend vertrekken we uiteindelijk ieder naar onze cottage, een korte nacht vol onrustige dromen tegemoet.

De volgende ochtend laat ik de meiden met de auto vooruit rijden naar het ontbijt. Ik heb de wandeling nodig om afscheid te nemen van dit onvoorstelbare avontuur. De rood oplichtende bergen om mij heen in het vroege ochtendlicht, het woeste geluid van de Colorado, de gevlekte pony’s in de wei, het is allemaal zo hartverscheurend mooi. Ik huil hardop, bijt op mijn lip en richt mijn blik hemelwaarts, volledig overdonderd door al dit moois dat mijn hart maar nauwelijks kan bevatten. Ik ben blij dat de weg lang en leeg is, mijn emoties buitelen onophoudelijk over elkaar heen, de een nog intenser dan de ander. En net als ik mijn tranen heb gedroogd en mezelf heb herpakt staat hij daar, een rode Mustang. Ik scheur opnieuw open en ik val de onthutste geluidsman die toevallig buiten staat om zijn nek. Niet begrijpend luistert hij naar mijn gesnotter over een rode auto, het geeft niet, het is goed zo. We ontbijten op het terras met een spectaculair uitzicht op de rivier die baadt in de ochtendzon. Vier vriendinnen, vier levens verbonden door vriendschap, een vriendschap bezegelt tot in de oneindigheid in het stof van Utah. We gaan naar huis.

 

De rit terug naar Salt Lake City biedt tijd voor stille mijmeringen. Ik kijk terug op een overweldigende week. De huid op mijn bovenarm schrijnt door de aangebrachte inkt. Ik wil dat het nooit heelt. Om zo dicht bij deze meiden te kunnen zijn, zo veel tijd samen door te brengen, te praten, te lachen, te huilen. Ik koester elk woord, elke blik. Ze zorgden voor me, ze vertelden me over hun verdriet over mij, hoe ze me missen zullen, hoe ze van me houden. Ze zeiden me dingen die ze al die tijd nooit durfden te zeggen, nooit durfden te vragen. Ik durfde voor het eerst anderen dan medici of mijn man mijn gehavende lichaam te tonen. De blikken, aanrakingen, omhelzingen, ineengestrengelde handen op de achterbank. Ik had deze reis nodig om in te zien dat ook zij lijden onder deze situatie, dat er niets is wat ik kan doen om dat weg te nemen, dat ik het niet weg hoef te nemen want het is wonderschoon. Dit is vriendschap en het maakt dat ik me minder alleen voel in mijn verdriet, zij dragen mij en mijn lot, ik hoef hier niet alleen te gaan. Volgens hen zijn mijn woorden ‘moed’, ‘kracht’ en ‘wijsheid’. Trotse woorden, maar ik ben blij dat ik bij deze drie vrouwen ook bang, zwak en radeloos kan zijn. Zij zijn mijn supergirls die me vangen als ik val. Zij zijn het die mij mee zullen nemen verder het leven in, lang nadat ik ze verlaten heb. In hen zal ik verder leven, eeuwig jong en vol leven onder de Amerikaanse zon.

 

Op het vliegveld neem ik afscheid van Larry. Opnieuw huilen we samen. Voor het eerst in mijn leven voel ik dat ik niet kan zeggen ‘tot de volgende keer’. Ik fluister in zijn oor het enige wat ik bedenken kan, het enige wat mij troosten kan: see you in another lifetime.

 

> De reis van mijn leven is in november 2016 op tv uitgezonden <

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb